Tag Archief van: boek

Terwijl Marjolijn van Heemstra zwanger is van een zoontje, ontrafelt ze de mythe van een verre oom die vlak na de Tweede Wereld-oorlog op sinterklaasavond een surprise bezorgde in de vorm van een bom, bestemd voor Nederlanders die ’fout’ waren geweest. Naar hem wil ze haar ongeboren kind vernoemen, maar hoe dichter zijn geboorte nadert en hoe verder haar zoektocht vordert, des te schimmiger wordt het onderscheid tussen goed en slecht, de vermeende waarheid en de gearchiveerde werkelijkheid, haar naïviteit en haar objectiviteit. En we noemen hem werd genomineerd voor de Libris Literatuurprijs en winnaar van de BNG Literatuurprijs.

Deze recensie schreef ik voor YouBeDo, de online boekenwinkel waar je met elke aankoop bijdraagt aan je goede doel.

Tachtig en helemaal terug van weggeweest, met zijn bestseller in geïllustreerde herdruk, een interview in Volkskrant Magazine en de opdracht voor het boekenweekgeschenk van volgend jaar. Jan Siebelink is trés courant. Na al die jaren las ik eindelijk zijn meesterwerk, waarvan de titel me vertrouwd was maar de inhoud nog volslagen onbekend. Ik besloot tot Knielen op een bed violen.

En zo gleed ik vijfhonderd pagina’s terug in de tijd, naar ‘het platte veen’ in de jaren dertig van de vorige eeuw, waar de kleine Hans Sievez opgroeit in het arme dijkdorp Lathum aan ‘de rand van het niets’, waar de mensen werken als pachtboeren of arbeiders op de steenfabriek en zelden een poging ondernemen om hun heil te zoeken aan de overzijde van de rivier.

Zijn sterke broers zijn allebei verongelukt. Hij is de zwakste, een dromer en vooral een zoon van zijn moeder. Een vader had hij liever niet gehad. Die werkt als putman in de klei, hoewel hij graag vormer wilde zijn. Thuis kneedt hij Hans met blote hand, zeven slagen in de schuur bij het hok van zijn geliefde konijn. ‘Hij kan zo hard zijn,’ mompelt zijn moeder, meer kan ze niet voor hem doen.

Zelfs niet wanneer zijn vader zich bekeert tot een zuivere prediking van het geloof. Ze is altijd slecht van gezondheid geweest. Niet lang daarna treft Hans haar levenloos op het tuinpad aan. In de schamele begrafenisstoet neemt hij zich voor uit Lathum te vertrekken en te trouwen met zijn vriendin. Als blijkt dat zijn vader het konijn heeft geslacht, neemt hij de benen, voorgoed.

De rest van zijn leven probeert hij tevergeefs een andere weg in te slaan. In Den Haag bekwaamt hij zich als tuindersleerling in varens en gloxinia’s, maar komt onder invloed van een godsdienstfanaat. Hij slaat hem tegen de grond en keert terug naar Velp, waar hij in het huwelijk treedt met zijn Margje en zijn eigen kwekerij begint. Maar het geloof blijft hem achtervolgen, geen van beiden kan zich ertegen verweren.

Hoewel ze met moeite het hoofd boven water kunnen houden, verwaarloost Hans zijn gezin en zijn werk, spendeert de schaarse opbrengsten aan religieuze lectuur en laat weerzinwekkende figuren in zijn huis om schreeuwend het woord Gods te verkondigen. Hij houdt zich voor ‘dat er verrukking op hem lag te wachten die eeuwig zou duren. Wat woog daar in het tijdelijke tegenop?’ Zelfs niet zijn vrouw, zelfs niet zijn zoon, zelfs niet zijn sterfelijkheid.

Jan Siebelink baseerde de autobiografische roman op zijn eigen vader, in een poging om hem te doorgronden. Dat is hem voortreffelijk geluk. Ondanks het archaïsche taalgebruik, wordt de onweerstaanbare aantrekkingskracht van het geloof invoelbaar, te midden van de fuchsia’s en zaailingen in de kassen, evenals de machteloosheid van zijn vrouw om daar iets tegen te doen.

Alleen al in Nederland is het ruim 700.000 maal verkocht, bekroond met de AKO Literatuurprijs en bestempeld als een van de meest succesvolle Nederlandse literaire romans van na de Tweede Wereldoorlog. Ter ere van Siebelinks tachtigste verjaardag verscheen dit jaar een bijzondere uitgave, rijk geïllustreerde met bloemen en planten. Voor wie nog meer beelden wil: in 2016 werd het onder dezelfde titel verfilmd.

Deze recensie schreef ik voor YouBeDo, de online boekenwinkel waar je met elke aankoop bijdraagt aan je goede doel.

Hoe alles moest beginnen, is het verhaal van een Nijmeegse schrijver over zijn Nijmeegse stad. Het nieuwste boek van Thomas Verbogt leest als een mijmering over een denkbeeldig leven vol herinneringen en verlangens die naadloos in elkaar overlopen op een stroom van tijd die verdikt, verdunt en verspringt.

Hoe deel twee moest beginnen is typerend voor de dromerige stijl en melancholische toon waarin Thomas terugdenkt aan zijn Lycia:

‘Een dichte mist van hitte – daaruit doemt ze op, nee, daarin verschijnt ze, langzaam alsof ze opnieuw haar entree in mijn leven wil maken, na een pauze van acht jaar, waarin we in golven ouder werden, ouder en anders, en uiteindelijk begonnen aan wat nog niet zo lang geleden later werd genoemd.’

Als buurkinderen verzinnen Thomas en Lycia hun eigen werkelijkheid, vanuit een weerzin tegen alles wat gewoon is, want wat gewoon is, kan niet verzonnen zijn en wat verzonnen is, is altijd buitengewoon. Ze leven volmaakt gelukkig in hun zelfbedachte universum, tot ze plotseling van elkaar gescheiden worden wanneer Lycia naar Italië verhuist.

Toch blijven ze verbonden. Ook al brokkelt hun zorgvuldig opgebouwde droomwereld af en hebben ze jarenlang geen contact. Thomas blijft met weemoed in het verleden hangen terwijl Lycia zich vol overgave in de toekomst stort. Wanneer ze elkaar als twintigers, veertigers en zestigers weer treffen, blijkt het steeds moeizamer om elkaar te vinden. Wat ging er mis?

In haast poëtische en vaak zintuiglijke bewoordingen vangt Verbogt flarden van gedachten die samen een rake vertelling vormen over zielsverwanten, ouder worden en de kracht van verbeelding. Bij vlagen betovert en ontroert dit kleine verhaal over grote thema’s, zonder dat het te idyllisch wordt.

‘Later leefde ik natuurlijk het leven dat ik bedacht voor mijn verhalen en romans,’ schrijft Thomas op driekwart van het boek in een brief aan zijn vader. ‘Ik kan beter verzinnen dan leven’. Dat lijkt het fundament onder zijn omvangrijke oeuvre waarin hij zijn verleden met zijn fantasie verweeft tot een alternatieve realiteit.

Zijn vorige roman Als de winter voorbij is haalde zowel de shortlist van de Libris Literatuur Prijs, als de shortlist van de Boekhandelsprijs, plus de longlist van de ECI Literatuurprijs. Ook dit werk is goed ontvangen en geprezen om vluchtigheid van de emoties en de puurheid van het taalgebruik, al is één werk in deze trant voorlopig even genoeg. Soms voelen de zinnen als een stiksteek die steeds even terugspringt, voordat hij verder gaat.

‘Haar geur verbind ik met een vroege ochtend, met leven dat langzaam wakker wordt. Misschien is het onzin, maar ik wil het denken, waarschijnlijk omdat ik zo verlang naar een nieuw begin van alles, maar niets kan er opnieuw beginnen, niets. Zo is het leven, het maakt ons alleen maar ouder en anders dan zoals we daarvoor waren. Nergens is opnieuw mee te beginnen. Alles begint maar één keer.’

Deze recensie schreef ik voor YouBeDo, de online boekenwinkel waar je met elke aankoop bijdraagt aan je goede doel.

‘Ik heb de liefde van mijn leven ontmoet. Dat was het. Dat is eigenlijk het hele verhaal.’ Ware het niet dat dit de woorden zijn van een stoffige academicus op leeftijd, geschreven vanuit een gevangenis in Buenos Aires, waar hij in afwachting is ‘van zijn proces en zekere veroordeling’. Tel daarbij op dat het geheel gebaseerd is op een waargebeurde tragedie en het resultaat is een boek dat ik het in één middag verslond. Peachez, een romance.

Hoofdpersoon is een professor in de latinistiek, met een onberispelijke staat van dienst die op het punt staat met pensioen te gaan. ‘Ik was getrouwd met de academie en mijn enige gebiedster was de wetenschap. Het was een gelukkig huwelijk voor beide partijen.’ Tot hij in de bibliotheek van zijn bescheiden appartement, ‘tussen het bladstille gefluister van eeuwenoude gedachten’ een e-mail ontvangt.

Ene Sarah verkondigt hem met jeugdig enthousiasme haar persoonlijke levensfilosofie: ‘capre diem’. Hij kan het niet nalaten de spelfout te corrigeren, wat een digitale en hartstochtelijke romance inluidt tussen twee totaal verschillende karakters. Zij begroet hem met een ’Goedemorgen, proffie!’ en hij laat zich ‘het weinig respectvolle maar ongetwijfeld teder bedoelde koosnaampje welgevallen.’

Het lijkt te mooi om waar te zijn. ‘Maar het hele leven overkwam mij voor het eerst in mijn leven en ik had er moeite mee om mij ergens schuldig over te voelen.’ Hij verwaarloost zijn academische verplichtingen en richt zich volledig op haar, zelfs wanneer hij erachter komt dat ze onder de naam Peachez veelvuldig poedelnaakt op internet staat. Hij heeft de liefde leren kennen en niets of niemand kan hem daarvan weerhouden.

Ilja Leonard Pfeijffer weet met briljante beheersing een illusie op te bouwen waarin ook ik als lezer voortdurend word bespeeld. Waar ik me aan het begin nog even afvraag hoe de professor zo blind kan zijn, krijg ook ik gaandeweg steeds meer gevoel voor Sarah en blijf ik tot het einde twijfelen aan haar motieven. Niet in de laatste plaats door het prachtige taalgebruik, van plat tot poëtisch en zo nu en dan pompeus.

Met deze roman blaast de auteur Ovidius’ klassieke mythe van Pygmalion nieuw leven in, op even vernuftige als vermakelijke wijze. Niet voor niets werd het bejubeld als ‘meest romantische boek van het jaar’ door ‘een van de beste schrijvers van dit moment’, getipt bij De Wereld Draait Door en genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs. Eerder sleepte Pfeijffer de onderscheiding in de wacht met La Superba waarin hij eveneens een ‘superieur spel van werkelijkheid en literaire verbeelding speelt’.

Het boek draait dan ook niet om het plot, maar hoe vakkundig Sarah de professor inpalmt, hoe een overweldigende liefde kan ontstaan op basis van slechts virtueel contact en hoe werkelijkheid overgaat in fantasie of misschien wel andersom. De vraag of ze echt heeft bestaan is maar een futiliteit. Ook liefde is uiteindelijk ‘een kwestie van geloof.’

Deze recensie schreef ik voor YouBeDo, de online boekenwinkel waar je met elke aankoop bijdraagt aan je goede doel.

Vier concentratiekampen overleven en dan een bestseller schrijven over wat de zin is van ons bestaan. Daar heb ik bij voorbaat bewondering voor. En als ik bij het voorwoord zelfs mijn glaasje wijn wegschuif om geen woord te hoeven missen, dan heb ik misschien al meer dan voldoende gedeeld. Wat een man. Wat een verhaal. Wat een levensfilosofie.
Victor Frankl had nog kunnen ontsnappen. In 1942 wachtte hem een visum voor immigratie naar Amerika om zijn boek over logotherapie te voltooien, maar hij besloot in Oostenrijk te blijven voor zijn ouders. Kort daarop werd de psychiater met zijn familie gearresteerd en gedeporteerd, naar achtereenvolgens Theresienstadt, Auschwitz-Birkenau, Kaufering en Türkheim.
Daar werd de man gestript, geschoren en gereduceerd tot Nummer 119104. Onderworpen aan de wreedheid en willekeur van sadistische SS’ers en bevoorrechte gevangenen, die soms nog harder waren dan bewakers, wist hij de laatste humane vrijheid te bewaren: zelfs als het je lot is om te lijden, kun je zelf kiezen hoe je die last draagt.
Het maakte niet meer uit wat hij van het leven verwachtte, het ging er om wat het leven verwachtte van hem. Gedachten aan zijn vrouw en zijn werk dreven hem voort. ‘Niets helpt zo effectief om met een uitzichtloze situatie om te gaan,’ schreef Frankl later, ‘als de zin van je bestaan.’ Of zoals Nietzsche formuleerde: ‘He who has a why to live for can bear almost any how.’
Dat uitgangspunt vormt de basis van de logotherapie, waar hij de tweede helft van zijn boek en de rest van zijn leven aan heeft gewijd.
Na drie gruwelijke jaren waarin hij bijna aan tyfus bezweek, werd Frankl bevrijd om bij zijn terugkeer in Wenen te ontdekken dat zijn ouders, zijn broer en zijn zwangere vrouw in concentratiekampen waren vermoord. Toch schreef hij kort daarop in slechts negen opeenvolgende dagen Man’s Search for Meaning, in de hoop daarmee iets te kunnen betekenen voor anderen.
Hij stelde zingeving centraal, als manier om ellende te overleven, maar ook om geluk en succes te ervaren. Niet als een doel op zichzelf, want hoe meer je daarop mikt des te meer je het mist, maar als een onbedoeld neveneffect van een toewijding aan iets of iemand, groter dan jezelf. Net zoals je een oprechte lach niet af kunt dwingt op commando, maar uitlokt met een reden.
Zijn betoog werd massaal omarmd. Meer dan 12 miljoen exemplaren zijn verkocht in meer dan 24 talen. Amerikaanse lezers benoemden het tot een van de 10 meest invloedrijke boeken die je leven kunnen veranderen. Frankl wordt internationaal geroemd als bron van inspiratie en als grondlegger van zijn logotherapie die inmiddels wereldwijd wordt toegepast in de psychiatrie.
Zelf vond hij een nieuwe vrouw, nam vlieglessen en volgde zijn levenslange passie voor bergbeklimmen. Dit alles naast een indrukwekkende staat van dienst als psychiater. Het was de zin van zijn leven geworden om anderen te helpen de zin van hun leven te vinden. Hij stierf op 92-jarige leeftijd, als het ultieme bewijs en voorbeeld van zijn eigen overtuiging.

Deze recensie schreef ik voor YouBeDo, de online boekenwinkel waar je met elke aankoop bijdraagt aan je goede doel.

Hoe is het om op te groeien als enige dochter in een groot agrarisch en streng gelovig gezin op het Zeeuwse platteland? Opvallend anders en toch ook verrassend normaal, afgaande op Dorsvloer vol confetti, door Franca Treur.
De twaalfjarige Katelijne Minderhoud wordt geboren als middelste van zeven jongens op in een zwartekousengemeenschap. Meisjes dragen hun haren lang, hun rokken wijd en op zondag zelfs een hoedje naar de mis, ’s zomers wel drie keer per dag. Want ‘[w]ie zalig wil worden, moet de middelen gebruiken: de Bijbel lezen, naar de kerk gaan en naar de catechisatie.’
Alsof dat nog niet genoeg is, leest de vader ’s avonds voor de Schrift, waarvan een groot deel bestaat uit ’wetten, wijsheden en waarschuwingen, die saai zijn en onbegrijpelijk.’ Maar op zondagavond blijft de Statenbijbel dicht en neemt de moeder de kinderbijbel ter hand. Dan voelt Katelijne de warmte van de familieband. ’Lang kan het samenzijn echter nooit duren, er zijn volle uiers die wachten. Koeien gaan voor.’
Voor de jongens althans. Als de vader zegt dat het vee worden gevoerd, weet iedereen zonder dat het ooit is uitgesproken, ‘dat Katelijne haar overall en klompen onaangeroerd kan laten staan. Werkorders krijgt Katelijne van de moeder en complimenten krijgt ze wanneer de orders niet nodig zijn geweest, als de moeder boven komt en alle bedden al opgemaakt aantreft en als de wc al glimt nog voordat de moeder haar de soda wijzen kan.’
Eenmaal helpt ze haar vader met melken, in een overall van haar broer met de rok zo goed mogelijk over de pijpen verdeeld. In de stal met zeventig koeienlijven is het behaaglijk. Terwijl de vader haar de kneepjes van het vak bijbrengt die je niet op de landbouwschool leert, doet Katelijne haar uiterste best – om uiteindelijk een essentieel detail te missen, waarna het niet langer de bedoeling is dat zij ooit nog in de melkstal komt.
Gedurende het hele boek wisselt de auteur op even lichte als authentieke toon de vrome woorden van de tale Kanaäns af met agrarisch jargon, Zeeuws dialect en treffend mooie beeldspraak, zoals de ‘lauwe keuken van de oma’ die ‘wasemt als de gapende mond van iemand die net wakker wordt’, de dikke veekoopman die plaatsneemt ‘met zijn buik op schoot’, en de ochtend die er ‘prachtig fijnbedruppeld’ bijligt, fris als een beslagen fles mineraalwater uit de koelkast.
Treurs debuut is niet auto- maar wel biografisch. Ze groeide in Zeeland op en ging als eerste uit haar familie naar de universiteit, om Nederlands en literatuurwetenschappen te studeren. In tegenstelling tot Katelijne brak ze zelf later wel met het geloof. Haar roman werd het meest bejubelde debuut in jaren, winnaar van diverse prijzen, voor andere genomineerd en in 2014 verfilmd.
Ondanks het decor van het gereformeerde boerenbestaan gaat het verhaal in essentie over Katelijne’s verlangen om mee te tellen en de impact van boeken, waar nota bene de oma tegen waarschuwt. ‘Dan zal Hij zijn dorsvloer voorzuiveren,’ staat in de Bijbel. ‘Hij zal Zijn tarwe in Zijn schuur samenbrengen, en zal het kaf met onuitblusselijk vuur verbranden.’ De vraag is: ‘wat zul je straks zijn, m’n kind, als je voor Zijn rechterstoel zal staan: kaf of koren?’
‘Verhalen,’ aldus de veekoopman, ’daar koop je tegenwoordig niks meer voor.’ Oordeel zelf.

Deze recensie schreef ik voor YouBeDo, de online boekenwinkel waar je met elke aankoop bijdraagt aan je goede doel.

‘Heb je Tonio gelezen?’ vraag ik voorzichtig aan de man die tegenover mij aan tafel zit. Hij heeft mij net toevertrouwd dat hij zijn adolescente zoon is kwijtgeraakt in een verkeersongeluk. Net als vader ‘Adri’, beter bekend als A.F.Th. van der Heijden. Over het tragische verlies van zijn enige kind schreef hij een gelijknamige monumentale requiemroman.
Het is haast niet voor te stellen hoe het moet zijn, het ultieme geluk om op een goede dag een zoon krijgen, waar je je 21 jaar met heel je ziel en zaligheid aan hecht, om hem op een slechte dag weer kwijt te raken aan het ultieme verdriet. Van der Heijden weet het onuitwisbaar onder woorden te brengen, van de prille, vederlichte liefde tot de zware, donkere wanhoop – en alles dat ertussen ligt.
In de eerste plaats zoekt Van der Heijden ‘naar een strategie om niet gek te worden.’ Een dwangmatig ritueel zonder lunchonderbreking, als houvast aan de dagen na de komst van de dood. Maar het schrijven is meer. Uit de diepten van zijn rouw conserveert en reconstrueert hij het leven en het overlijden van zijn jongen. ‘Het wat, het hoe. In die volgorde.’
’Voor en over hem schrijven is de manier om zo dicht mogelijk bij hem te komen, degene die hij was en de afwezige die hij nu is. Zo houd ik hem in leven, en als het werk straks gedaan is, dan kan het requiem hem, in samenspraak met de lezer, hopelijk nog een tijd levend houden.’
Dat lukt. Tonio is een meesterwerk, geschreven in weelderig proza, zoals alleen opperstilist Van der Heijden dat kan. Een schreeuw van ontsteltenis op de toppen van zijn stem, meer dan zeshonderd pagina’s lang. Het boek werd gunstig gerecenseerd, meer dan 200.000 keer verkocht en zowel met de Libris Literatuur Prijs als de NS Publieksprijs bekroond. Inmiddels is het zelfs verfilmd.
‘In een werk van fictie,’ schrijft Van der Heijden tot slot, ‘kunnen enkele terugblikken op het verleden van de hoofdpersoon, mits goed gekozen, volstaan om diens hele jeugd op te roepen. Dit aan Tonio gewijde geschrift zou pas compleet zijn als ik er al mijn dierbare en onwelgevallige herinneringen aan hem in kon neerleggen, liefst gevoegd bij die van door mij ondervraagde derden. Het verlies maakt onverzadigbaar. Om het onmogelijke verlangen naar volledigheid te bestrijden heb ik het geheugen associatief z’n gang laten gaan. Het aldus aangeleverde materiaal heb ik ondergebracht binnen een structuur die enigszins op die van een roman lijkt, in de hoop dat Tonio er, ondanks de leemten, zo veelkantig mogelijk uit oprijst.’
Juist dit, de veelvoud en omvang, is in mijn ogen de enige zwakte, maar die zij hem vergeven in het licht van zijn verpletterende taak en het imposante resultaat. Goddank heb ik dit onvoorstelbare drama nooit zelf ondervonden. Zwijgend kijk ik mijn metgezel aan. ‘Ja,’ zegt die tenslotte, ‘ik heb het gelezen. En zo was het precies.’

Deze recensie schreef ik voor YouBeDo, de online boekenwinkel waar je met elke aankoop bijdraagt aan je goede doel.

Dit boek heeft geen complex plot, geen strakke spanningsboog en geen ontladende climax. Toch boeit Het pauperparadijs me, vijf generaties en twee eeuwen lang. Hoewel Suzanna Jansen de meeste van haar voorouders nooit heeft gekend, wekt ze hen overtuigend tot leven op haar pagina’s.
Jansens moeder is inmiddels de tachtig gepasseerd, ‘toch zijn de littekens van haar jeugd niet verdwenen. Je kunt merken dat ze zich nog altijd schaamt voor haar achtergrond. Ze reageert steevast fel in gesprekken over onrechtvaardigheid of over mensen met geld – voor haar zo ongeveer synoniem.’ De schrijfster had zich er al bij neergelegd dat ze nooit precies zou achterhalen wat daarachter stak, totdat ze bij haar ouders op zolder een bidprentje vond, met een naam die ze nooit eerder had gehoord.
Wat begint als een zoektocht naar de geschiedenis van haar familie, groeit uit tot een verslaglegging van armoede in Nederland. Jansens speurwerk brengt haar naar de bedelaarskolonie Veenhuizen, die ooit met idealistische bedoelingen door Johannes van den Bosch werd gesticht om het armoedeprobleem op te lossen door sloebers, paupers en landlopers in ruil voor kost en inwoning een heropvoeding aan te bieden met discipline en tucht.
Hoewel aanvankelijk ‘fatsoenlijke maar arme’ gezinnen uit grote steden werden uitgenodigd om vrijwilliger een nieuw bestaan in Drenthe op te bouwen, bleek de werkelijkheid weerbarstiger. Er was weinig interesse in een deportatie naar het onherbergzame platteland en wie eenmaal in de kolonie was beland, wist er zelden meer aan te ontkomen. Het gesticht voor ‘verpleegden’ werd gaandeweg steeds strenger om uiteindelijk te veranderen in een ‘penitentiaire inrichting’ voor gevangenen.
Op basis van brieven, akten en archieven reconstrueert Jansen de levensverhalen van haar voorouders door hun foto’s in te kleuren en hun drama’s in te beelden. Ze volgt hun voetsporen, bezoekt hun voormalige adressen en identificeert zich met haar personages. Soms gaat ze daar tamelijk ver in, door hun op basis van een beeltenis sympathieke eigenschappen of verzachtende omstandigheden toe te dichten, vooral wanneer de onthutsende feiten zich beginnen op te stapelen. Want het zijn niet enkel rooskleurige verhalen die ze opdiept uit de doofpot van haar verleden. De invloed van verpaupering en heropvoedingsexperimenten reikt zelfs tot aan het leven van de auteur.
Maar daar hoeft haar familie zich niet langer voor te schamen, integendeel. Mede dankzij haar persoonlijke betrokkenheid is dit debuut uitgegroeid tot een bestseller, die in het Duits en Spaans werd vertaald en zelfs als theatervoorstelling is uitgebracht. Successen die eens temeer getuigen van de ingrijpende en verregaande gevolgen van armoede in Nederland.
Het is de impact van de pauperthematiek die generaties later bij mij binnenkomt en wekenlang beklijft.

Deze recensie schreef ik voor YouBeDo, de online boekenwinkel waar je met elke aankoop bijdraagt aan je goede doel.

Twintig jaar. Twee mensen. Een dag. Het concept is zo bedrieglijk eenvoudig en verbluffend sterk, dat je je af begint te vragen waarom niemand anders hier ooit aan heeft gedacht. En dan werkt David Nicholls het ook nog eens indrukwekkend uit, van de dramatische gebeurtenissen tot in de treffende details.
One Day beschrijft hoe Dexter Mayhew en Emma Morley op 15 juli 1988 in haar studentenkamer wakker worden op de dag na hun afstuderen. Hij is zelfbewust en aantrekkelijk, met een blik alsof hij continue voor een foto poseert en een bouw die wordt doorgegeven in families, samen met de aandelen, de obligaties en het goede meubilair. Zij is sarcastisch en alternatief, aantrekkelijk op een manier die haar lijkt te irriteren, met een slecht geknipt kapsel, een uilige bril en bleke wallen die getuigen van teveel tijd in de bibliotheek of aan de bar. Hij hoopt op succesvol, zijn ouders trots te maken en met meer dan een vrouw tegelijk naar bed te gaan. Zij droomt ervan om moedig te zijn, ergens vol passie aan te werken en een verschil te maken. Niet per sé in de wereld, maar gewoon, het stukje om haar heen.
De chemie die hen bindt is even onmiskenbaar als de verschillen die hen breken. Na die ene dag gaan ze als vrienden uit elkaar, om ieder hun eigen weg te zoeken in de wereld, al blijven hun levenspaden kruisen jaar na jaar, op die precies ene datum.
Dexter gaat op reis, leeft er lustig op los en rolt in een luxepositie als televisiepresentator. Terwijl hij geniet van drank en drugs met de ene na de andere vrouw, werkt Emma als single serveerster in een Mexicaans restaurant. Uiteindelijk weet ze aan de nachos te ontspannen om een schamel bestaan op te bouwen als onderwijzeres met een loyale maar lamlendige vriend. Ondertussen valt Dexters carrière als een kaartenhuis in elkaar. Zijn door verslavingen versterkte egoïsme drukt steeds zwaarder op hun vriendschap, tot Emma op 15 juli 1995 aangeeft: ‘Dexter, I love you so much. […] I just don’t like you anymore.’
In de twaalf jaren die volgen breekt zij door als schrijfster terwijl hij trouwt en vader wordt. Toch dansen en draaien ze om elkaar heen in een relatie die zich ontvouwt in alle stadia van flirten en baldadigheid, verlangen en rancune, liefde en verlies.
Nicholls was een acteur voordat hij de overstap maakte naar schrijven, eerst aan scripts voor film en televisie, later ook romans. Met humor, lichtvoetigheid en nostalgie weet hij niet alleen de tijdsgeest maar ook de generatie haarscherp te typeren, zo herkenbaar dat je het moeiteloos in drie dimensies voor je ziet. One Day werd niet alleen een bestseller met meer dan een miljoen verkochte exemplaren, maar ook door Nicholls zelf herschreven voor de bioscoop.
Ondanks de onvermijdelijke glimlach waarmee je het verhaal van Dexter en Emma beleeft, is het even realistisch als rauw. Nicholls toont op confronterende wijze de kloof tussen we wie dachten te zijn en wie we zijn geworden. Daarmee is de roman een krachtige waarschuwing tegen het laten varen van je kansen op geluk, hopend dat het je ooit vanzelf zal overkomen, one day.

Deze recensie schreef ik voor YouBeDo, de online boekenwinkel waar je met elke aankoop bijdraagt aan je goede doel.

Dit is een bijzonder boekje. Ooit deelde een lieve vriendin het met mij. Geen ander schrijven heb ik sindsdien zoveel gedeeld met dierbare mensen om me heen als Mister God, This is Anna van Fynn.
Mijn exemplaar is tweedehands, beduimeld en verkleurd. De gele rug is wit verbleekt, de blanke pagina’s zijn tot de band gebronsd en zelfs het plakband om de hoekjes krult los. Het getuigt van lezen, herlezen, uitlenen en dan zelf toch nog eens open slaan. In alles straalt de vervallen staat uit: dit is de moeite waard.
Terwijl ik niet gauw gecharmeerd ben van boeken over kinderen. Maar deze 190 pagina’s dunne pocket vertelt letterlijk een ander verhaal. Over de vierjarige Anna, een ontwapenend en levenslustig meisje en de negentienjarige Fynn, een potige, gedesillusioneerde jongeman die haar ’s nachts in een Londense haven vindt. Ze is weggelopen, maar weigert te zeggen van waar. Fynn neemt haar mee naar huis en zo begint een onvergetelijk verslag van een ongewone vriendschap.
Samen verkennen ze de wereld in verwondering, Anna filosoferend over het waarom van alles, Fynn worstelend met haar onalledaagse maar daarom niet minder elegante logica. Ondanks, of juist dankzij haar leeftijd, bezit ze een schat aan wijsheid over het leven en de liefde, over wiskunde en wetenschap en bovenal haar persoonlijke vriend Meneer God.
‘If you asked her a question you would always get an answer – in due course. On some occasions the answer would be delayed for weeks or months; but eventually, in her own good time, the answer would come: direct, simple and much to the point.’
Tot Anna overlijdt – en Fynn haar verhaal vertelt. In hoeverre het autobiografisch of fictief is, blijft onduidelijk en misschien maakt het niet uit. Voor mij voelt het als waar en waardevol. Haar onbevangen blik op het universum raakt en verandert Fynn, zoals die mij heeft geraakt en veranderd.
‘There was no overnight miracle, no sudden flash of revelation. It crept up on me unannounced, and I’m still trying to work on it. Like a child learning a new world, I found myself struggling with “I want to be me”, “I do want, I really do want to be ME.” It wasn’t so difficult to open the doors these days. I now knew where I was.’
Nadat het in 1974 onder pseudonym werd gepubliceerd bleef vijfendertig jaar lang een mysterie wie de auteur was achter het pseudonym Fynn. Tegen de tijd dat Sydney Hopkins boven kwam drijven als schrijver, bleek de man helaas al jaren overleden te zijn.
Maar zijn boekje blijft. Ik blader het nog eens door, vouw het voorzichtig dik en strijk het plakband weer glad. Dit blijft me ontroeren, vanaf de allereerste woorden tot de allerlaatste tekening. En bij deze deel ik het met jou.

Deze recensie schreef ik voor YouBeDo, de online boekenwinkel waar je met elke aankoop bijdraagt aan je goede doel.