Tag Archief van: schrijversacademie

Zintuigen op scherp aan tafel

‘Oesters!’ Met de volste overtuiging. Haar verrassing kruist zijn zelfgenoegzaamheid ter hoogte van de kaart. ‘Gewoon,’ verklaart hij zich, ‘omdat het kan.’
Hij bestelt de culinaire accessoires met onbewuste nonchalance, in een etablissement waar haar bestek zelfs rangen kent en zij nooit is geweest.
Ze arriveren, eerder dan verwacht. Twee gespleten klompen kartelbruin met parelgladde ingewanden en een levend kwabje, in een zee van ijs tentoongesteld en van een ruime entourage smaakversterkers vergezeld.
Ze vraagt zich af hoe te beginnen, maar hij heeft de ui al in zijn hand, ‘zal ik?’ en ze knikt, kijkt toe hoe hij de rauwe blokjes zelfverzekerd rangschikt langs het snot.
‘Citroen?’
‘Doe maar,’ denkt ze hardop, waarop hij de schaal van haar, van hem bespettert en besprenkelt, plus terloops een stukje tafellaken.
Daarna is de pepermolen aan de beurt, twee, drie ferme slagen uit de hoogte, tot ze ‘ho maar’ met haar hand gebaart.
‘Tabasco ook?’ Hij bedrupt zijn eigen helft dieprood en trekt een een wenkbrauw naar haar op. Ze sterven, heeft ze eens gelezen, vaak pas in de maag.
‘Ja hoor,’ vermant ze zich. Tenzij je er op kauwt. ’Maar niet te veel.’
‘Nou, daar gaan we dan!’
Hij pakt zijn schelp, zij pakt haar schelp, hij slurpt, zij spiekt, hij slikt, zij giet, de oester glijdt en glibbert in één zilte slok gemarineerde zee, zo, hop, van zout naar pittig zonder aarzeling haar lijf in naar het zuur.
Ze knippert, overrompeld, alsof de rollen waren omgedraaid.
‘En?’ Verwachtingsvol kijkt hij haar aan.
‘Ja,’ zegt ze. ‘Heel apart. En jij?’ Had hij wel durven voelen, proeven, met zijn tanden, met zijn tong?
Hij buigt over de tafel naar haar toe en zij beweegt hem tegemoet en ‘Weet je,’ fluistert hij en zij leunt net iets dichterbij, ‘eigenlijk hou ik helemaal niet van oesters!’

Mijn eerste taalmoment in 100 woorden

Hoe oud ik was? Ik weet het niet. Het ging nooit om de cijfers, maar de letters.
Als mijn moeder aan de strijkplank stond en alle lijnen uit de was streek, knielde ik op het tapijt om ze op mijn vel papier te vangen. In stokjes en steeltjes aan buiken en billen, solo in treintjes tussen de lijntjes, eerst met teveel wit en later te weinig.
Waren haar lakens glad en mijn benen stijf, dan mocht het blaadje op de plank. Magisch was het, als ze iets tot leven wist te lezen. Een woord!
Het schrijven, dat kwam later pas.