Ze is een mirakel, die interieurverzorgster van ons.
Haar heilzame invloed vangt al aan voordat ze arriveert. Op het allerlaatste moment, als we ’s ochtends halfaangekleed in blinde paniek het huis door denderen om alles op te ruimen dat los zit of los kan, van de was tot de vaat en vooral de frutsels. Op de vooravond, als één van ons rechtop in bed schrikt met ‘heb jij al gepind?’ Niet zelden plundert manlief ’s avonds laat een winkelwagenmunt, het vakje met parkeercontanten of het handje plasgeld voor de hoogste nood. Op zondag weten zelfs de kinderen al hoe het zit. Of het nu om een looming elastiekje of een blokje technisch lego gaat, wat niet is opgeruimd, wordt opgezogen. Onlangs verdween een complete plint – maar daarover later meer. Laatst waren we warempel één keer tijdig klaar, de hele toko à la Kondo aan kant en met afgepaste flappen op tafel, bleken we een krappe week te vroeg te zijn.
Dat scheelde ons dan weer een zwerftocht over straat, zoekend naar een werkplek waar je om half negen welkom bent. Want als zij komt, dan gaan wij weg. Eenmaal binnen trekt ze haar speciale schoonmaakslippers aan, draait de verwarming dicht en gooit alle deuren open. Ik vermoed dat ze het anders aflegt tegen allesdoordringende dampen van azijn in combinatie met chloor. Ze heeft namelijk zo haar eigen instrumenten en technieken. Van keukentextiel dat ze roze bevlekt bleekt in de toiletpot, tot een speciale stoffer en blik om de badkamer te boenen. Wij stellen geen vragen, we schaffen alles voor haar aan. Wat maakt het uit dat soms een weegschaal versplintert, een amaryllis omknakt of het klepje van de wasemkap afbreekt. Dat er opeens drie decimeter plaklat spoorloos van de vloer verdwijnt. Geen idee hoe ze het voor elkaar krijgt, maar van mij mag ze.
Trouwens, zag ik haar de eerste keer niet met de stofzuiger aan het plafond? Hoe we het appartement na afloop van haar sessies aantreffen, blijkt altijd een verrassing. Soms heeft ze de hele inventaris van de koelkast naar een ondoorgrondelijk systeem gereorganiseerd, of ligt het halve gasfornuis gedemonteerd te drogen op het aanrecht. Vaak staat de prullenbak op de wasmachine, hangt de wasmand aan de verwarmingsknop en vind ik mijn collectie toiletartikelen in volledig herziene volgorde terug, waardoor ik ’s ochtends ternauwernood weet te voorkomen dat ik kokosdouchegel in mijn haren sop. Meestal keert ze de matras schuin over het hoofdeinde heen, stapelt onze nachtkastjes er met lamp en al bovenop, drapeert het dekbed vervolgens over de deur en verbant mijn schapenvelletje naar het balkon.
Het moet een kneepje van haar vak zijn. Ik bedoel, bedenk het maar eens, één kaars in de kandelaar op de kop.
Maar haar mopsteel laat ze steevast bij de voordeur achter, alsof ze zojuist al soppend is afgezwaaid. Soms denk ik dat ze het er om doet. Zodat we zeker weten dat ze is geweest. Het moet één van de kneepjes van haar vak zijn, om elke keer weer nét iets anders te veranderen. Ik bedoel, bedenk het maar eens, één kaars in de kandelaar op de kop. Ze moeten dus wel schier oneindig zijn, de mogelijkheden voor een dubbel verstekgezaagde Tundra plakstrip met antiekpatroon. Misschien vind ik ‘m ooit nog eens terug. Als stootstrip voor de weegschaal. Als steunlat voor de amaryllisstengel. Als stelplank voor de wasemkap. Wellicht weet ze het restant op ingenieuze wijze te ontmantelen en de onderdelen in volslagen willekeur te arrangeren tot een instabiele toren, eenzaam hellend over de reling van mijn balkon.
Dinsdag komt ze weer. Of was het volgende week?
Ze is een mirakel, die interieurverzorgster van ons.