Hoe moeilijk kan het zijn. Er ligt zelfs een briefje met instructies. ‘Om het vat te openen, trek je de hendel omhoog’. Of, wacht even, was het niet omlaag? Er is doorgehaald en bijgeschreven. Maar mij krijg je niet op de kast. Ik ben heus wel wat kampeergeïmproviseer gewend. Komt er geen water uit de kraan, dan moet het ding dus de ándere kant op. En als het straaltje te lullig wordt, dan pomp je gewoon de druk… even denken. Ja. Omhoog. Het staat er duidelijk.
Dag drie in Bakkum. Na een korte nacht. Manlief is met de kids croissantjes halen en ik krijg de ketel enkel met geduld gevuld. Een potentieel gebrek aan koffie brengt het beste in mij boven en dus duik ik onbevreesd uit de uitpuilende opslagtent een fietspomp op. Geen band kan ik plakken, maar dit lukt me vast. Het wieletje op het pieletje, duwen, trekken, duwen, trekken en, o, wonder! Tien minuten later zit ik aan een beker troost.
’s Middags meldt manlief zich. Het fust is leeg. Leeg? Leeg. Geen water uit de kraan, geen klotsen in het vat, hij heeft het zelf geschud. Aan de uitklapkeukentafel in de caravan, zwijgen echter alle uitlegblaadjes over vullen. Dan kan het niet al te ingewikkeld zijn, denken we binnen. Buiten weten wij nog net een bierfust en een tuinslang te herkennen, plus de eerst stap. Hendel de andere kant op en daarna de slang los. We proberen achtereenvolgens draaien, linksom, rechtsom, vloeken en finesse en tenslotte brute kracht. Aha. Wij deden het heus wel goed, het zand zat in de weg!
Dan smijt manlief in één zin z’n volledige doe-het-zelf vocabulaire er tegenaan. ‘Dit is een mannetje en dat is een vrouwtje en zo past de slang dus niet aan de kraan.’
Dan smijt manlief in één zin z’n volledige doe-het-zelf vocabulaire er tegenaan. ‘Dit is een mannetje en dat is een vrouwtje en zo past de slang dus niet aan de kraan.’ Ik volg schoonmoeders gedachtegang, stort me in de overvolle keukenla en stuit op batterijen, elastiekjes, batterijen, nog meer batterijen en, wacht even, ja, jawel, het kraankoppelstuk! We klikken het zo, hop, klak, aan de slang.
Overmoedig evacueren wij het hele zaakje op een krakkemikkige kar de brandnetels uit naar het dichtstbijzijnde waterpunt. We monteren het mondstuk, dat past(!), duwen de hendel en draaien de kraan. Kijk ons eens gaan. In een mum van tijd is het vat gevuld. Kraan dicht, hendel terug, mondstuk los en gedurende drie en een halve seconde spuit, spettert, spat het struikgewas gelijk een heel wildwaterpark. Juist.
We herpakken ons, proberen het opnieuw. Hetzelfde riedeltje en hop, hij is weer vol. Inmiddels zijn we er ook uit. Het is de correctie op het briefje. De hendel moet niet omhoog, maar omlaag. Dat moet het haast wel zijn. Kraan dicht, mondstuk los. U raadt het vast, u wéét het vast en wij stellen vast, met n=2 na een 0,04 kuub weggelopen water. Deze modus operandi is onjuist.
Maar hoe dan wel? Een hulplijn denkt u. Maar nee, we zijn op Bakkum en dus zonder wifi en bereik en buurman vindt ons schouwspel té vermakelijk. Ons rest ‘trial and error’, ‘depth-first search’, pompen of verzuipen en één hint. ’Pull’ staat op de hendel. Maar dat wisten we dus al. Enfin. Ik zal u het verdere beloop van ons waterballet besparen en geef het ruiterlijk toe. Manlief kwam er achter.
Bij ons afscheid leggen we de hele handleiding ongewijzigd terug. Per slot van rekening staat het er gewoon. ‘Trek de hendel omhoog’. Eerst trekken. Dan omhoog.