We hebben een bijzondere band, de man zonder naam en ik.
Hij weet zo’n beetje alles van me. Waar ik woon, wanneer ik thuis ben, zelfs wat ik online bestel. Maar wat weet ik feitelijk van hem?
Nu ik er zo over nadenk, eigenlijk alleen wanneer hij werkt. Ik herken hem aan zijn zachte stem en aan zijn zachte g waarmee hij nooit hartgrondig welke god dan ook vervloeken kan. Dat hoeft ook niet, want de man is de vriendelijkheid zelve. Hij meldt zich altijd netjes en bejegent mij op een manier die hartelijk correct is. Ik neem alles van hem aan. Hij is de onbekende die ik vol vertrouwen binnen laat.
Hij is de onbekende die ik vol vertrouwen binnen laat.
Samen hebben we een stille overeenkomst. Als ik thuis ben, kan hij altijd en met alles bij mij terecht. Laatst liet hij er negen achter in mijn gang. Allemaal tijdelijk uiteraard. Andere onbekenden komen ze vervolgens halen, al zijn die lang zo hoffelijk niet als hij. Ze bellen aan en zeggen ‘dag’, ik geef iets af en krijg een ‘dank’ en dan is het alweer ‘doei’.
Als hij een paar dagen later langskomt en ik hem weer zie, vraagt hij belangstellend aan me hoe het is gegaan. Of ik alles kwijt geraakt ben en of hij nog iets van mij overnemen moet misschien? Natuurlijk zeg ik steevast ‘nee’, maar toch doet zijn betrokkenheid me goed. Hij geeft me het gevoel dat het hem echt schelen kan wat ik er van vind en dat hij in onze verhouding investeert, net zoveel als ik dat doe of misschien nog wel wat meer.
Net nog belde hij aan. ‘Hallo?’ vroeg ik door de intercom en al bij ’Hai!’ wist ik genoeg. ‘Momentje,’ zei ik, pakte mijn sleutels en snelde de trap al naar hem af. Twee had hij er vandaag. We hebben inmiddels aan een blik genoeg, maar nooit is onze afspraak vanzelfsprekend. Hij vraagt altijd eerst of hij ze bij mij kwijt mag. ‘Natuurlijk,’ zei ik, ‘geen probleem’. Hoewel ze niet voor mij zijn en ook niet van hem, maken we ons toch samen druk om andermans eigendom.
Onlangs zijn we een stap verder gegaan. We hebben onze relatie naar een nieuw niveau getild. Ik mag, zo blijkt, namelijk ook iets van mij aan hem toevertrouwen, maar alleen als ik eerst wat ontvangen heb, anders kan hij het niet verwerken. Hoe het zit is mij onduidelijk en ik informeer er ook niet naar. Soms vraag ik me af of hij het zelf wel weet. Ik voel me er haast een beetje schuldig bij, kan ik dit wel van hem vragen? Maar hij laat me niet eens betalen.
Hij noemt het in termen van de postpakketdienst een ‘spontane retour’. Ik noem het wederkerigheid. Niet omdat het moet, maar omdat het kan, omdat het mag. Bestond daar maar wat meer van.