Tag Archief van: vertelstem

Een onprettig familiebezoek in drie vertelstemmen en twee perspectieven

Moeder plukt de pluisjes van haar broek die zij alleen kan zien, slechts aanwezig in haar eigen wereld.
‘Drink je je koffie even op?’
Langzaam komt haar hoofd omhoog en drijft haar aandacht naar het hier en nu. Holle ogen zoeken en haar vinger volgt en wijst.
‘Deze?’
‘Ja, die. Deze.’
‘O. Ja. Deze. Zo?’
‘Ja, zo.’ Maartje doet een slokje uit haar eigen kopje voor. Heimelijk scherp houdt ze haar moeder in de gaten, de fragiele hand, de schuine mok, de bevende koffie, de aarzelende slok.
Ze neemt de mok voorzichtig van haar over, zet ‘m weer terug. ‘Lekker?’
‘Ja. Toch?’
‘Jazeker! Ik vind van wel.’
Moeder plukt de pluisjes van haar broek, veegt wat kruimels van de tafel, gooit haar koekje op de grond.
‘Ligt het beter daar?’
Maartje vraagt het luchtig, maar de ogen, ze schrikken, de ogen, die ze zo goed kent, ontbloten zuivere onzekerheid. ‘Doe ik het niet goed?’
Uit alle macht vecht Maartje om een woeste binnenstorm emoties om te buigen in haar allerzachtste voorjaarsbries, om haar moeder onbevangen aan te blijven kijken, met een even zuivere verzekering. ‘Jawel. Jawel, je doet het hartstikke goed.’
Moeders blik glijdt naar haar broek, Maartje neemt haar hand behoedzaam in de hare, houdt haar adem in en, o, ze knijpt haar nog terug, ze kijkt en ziet en blijft nog even, nog heel even.
‘Je doet het hartstikke goed, Mam.’
Ze lachen, beiden opgelucht, ze lachen alles dat niet meer te zeggen is.

‘Pap. Met Maartje. Ik ben vandaag al bij haar geweest. Dan kun jij overslaan.’
‘O. Oké. Hoe was het?’
‘Ja. Wel redelijk.’
‘Oké.’
‘Haar nagels zijn wat aan de lange kant. Wanneer worden ze geknipt? Of doe je dat nog zelf?’
‘Officieel het personeel. Maar als ik het zie, probeer ik het nog zelf te doen. Als ze in een goeie bui is. Als ze me laat.’
‘Ja. Ja, dat snap ik wel.’
‘En verder?’
‘Nee. Dat was het wel.’
‘O. Nou. Dan spreek ik je later weer.’
‘Ja, dat is goed. Dag.’

Er is nog maar zo weinig van haar over. Ze wordt steeds kleiner weer, zo mager en zo rond. Het eten lukt niet meer, het zitten trekt haar botten krom. Een half uur ben ik er geweest, een kopje koffie en een lach, toen was ze moe, toen was ik moe, het ging niet meer.
Het afscheid is het ergste niet. Het ergste is als zij mij nog niet heeft gezien, als ze daar zo zit, stil in haar stoel, verstild in haar hoofd. Het mooiste, dat komt vlak daarna, als ze me opmerkt met de puurste vreugde in haar blik, als ze weet dat ik voor haar kom, ook al kan ze niet meer zeggen wie ik ben.
De rest heeft enkel één constante. Elke keer weer is ze verder weg nog dan de laatste keer dat ik haar zag, de kloof zo hartverscheurend, hemeltergend breed en diep, dat ik niet durf te denken aan de keer daarvoor en daarvoor en daarvoor, toen ze nog mijn moeder was, laat staan de keer die nog hierna komt, óf er nog een keer hierna komt en hoe ik haar dan aan zal treffen?
Want het kost haar alles dat ze in zich heeft het hier en nu te vinden en het kost mij alles dat ik in me heb om daar met haar te zijn. In aanwezigheid met heel mijn wezen en mijn hart wijd open, om alles in me op te nemen voor de kleine beetjes haar in al die brokken rauwe pijn en te proberen om het scherpe enkel heimelijk te voelen, zodat ik louter onze liefde aan haar spiegel en zij de rest niet hoeft te zien.
Het holt haar uit. Het holt mij uit.

hartstikke-goed