Het bos dampt en druipt nog in de vroegte. De lucht ademt vochtig groen. Zacht ploffen mijn hardloopschoenen op het kiezelige zand, over natte naalden, hier een wortel, daar een dennenappel. Een lage tak zwiept restjes van een nachtelijke onweersbui als ochtenddauw in mijn gezicht. Rechts boven mij kwettert een vogeltje, nog hoger droogt de zon de voorjaarswolken op in strak hoogzomerblauw. Ik dribbel over een wiegend bladerdek in schaduw op de grond. Een briesje wappert aan mijn losse shirt.
Mijn lijf dampt en druipt al in de vroegte. Het is warm en het is zwaar en het is zalig.