Tag Archief van: recensie


Het begint al met de titel. Vier alledaagse woorden vormen een geloofwaardige beschrijving van iets dat eigenlijk niet bestaat. Net als de film, die je met wondermooie beelden meevoert naar een sprookjesachtige jaren-60-sfeer.
Elisa kan wel horen, maar niet praten. Wanneer ze in het wetenschappelijke onderzoeksinstituut waar ze schoonmaakt op een zeemeermonster in gevangenschap stuit, ontstaat een onbevangen en spannend contact.
Hoeveel het meisje en de amfibie ook van elkaar verschillen, wat ze delen is het universele verlangen om bewonderd te worden voor wie je bent, zonder beoordeeld te worden om wat je ontbreekt.
Juist dat drijft haar ertoe om hem uit zijn tank te bevrijden, waarna zich een magisch geluk begint te ontvouwen, maar ook een menselijk dreiging. Dat de verhouding soms iets scheef, loopt zij de regisseur vergeven.
Op subtiele en wonderschone wijze stelt hij je voor de keuze of je het onbekende met agressie onderdrukt – of laat je je met een open blik betoveren door de magie? Een essentiële vraag in tijden van Trump.

‘Heb je Tonio gelezen?’ vraag ik voorzichtig aan de man die tegenover mij aan tafel zit. Hij heeft mij net toevertrouwd dat hij zijn adolescente zoon is kwijtgeraakt in een verkeersongeluk. Net als vader ‘Adri’, beter bekend als A.F.Th. van der Heijden. Over het tragische verlies van zijn enige kind schreef hij een gelijknamige monumentale requiemroman.
Het is haast niet voor te stellen hoe het moet zijn, het ultieme geluk om op een goede dag een zoon krijgen, waar je je 21 jaar met heel je ziel en zaligheid aan hecht, om hem op een slechte dag weer kwijt te raken aan het ultieme verdriet. Van der Heijden weet het onuitwisbaar onder woorden te brengen, van de prille, vederlichte liefde tot de zware, donkere wanhoop – en alles dat ertussen ligt.
In de eerste plaats zoekt Van der Heijden ‘naar een strategie om niet gek te worden.’ Een dwangmatig ritueel zonder lunchonderbreking, als houvast aan de dagen na de komst van de dood. Maar het schrijven is meer. Uit de diepten van zijn rouw conserveert en reconstrueert hij het leven en het overlijden van zijn jongen. ‘Het wat, het hoe. In die volgorde.’
’Voor en over hem schrijven is de manier om zo dicht mogelijk bij hem te komen, degene die hij was en de afwezige die hij nu is. Zo houd ik hem in leven, en als het werk straks gedaan is, dan kan het requiem hem, in samenspraak met de lezer, hopelijk nog een tijd levend houden.’
Dat lukt. Tonio is een meesterwerk, geschreven in weelderig proza, zoals alleen opperstilist Van der Heijden dat kan. Een schreeuw van ontsteltenis op de toppen van zijn stem, meer dan zeshonderd pagina’s lang. Het boek werd gunstig gerecenseerd, meer dan 200.000 keer verkocht en zowel met de Libris Literatuur Prijs als de NS Publieksprijs bekroond. Inmiddels is het zelfs verfilmd.
‘In een werk van fictie,’ schrijft Van der Heijden tot slot, ‘kunnen enkele terugblikken op het verleden van de hoofdpersoon, mits goed gekozen, volstaan om diens hele jeugd op te roepen. Dit aan Tonio gewijde geschrift zou pas compleet zijn als ik er al mijn dierbare en onwelgevallige herinneringen aan hem in kon neerleggen, liefst gevoegd bij die van door mij ondervraagde derden. Het verlies maakt onverzadigbaar. Om het onmogelijke verlangen naar volledigheid te bestrijden heb ik het geheugen associatief z’n gang laten gaan. Het aldus aangeleverde materiaal heb ik ondergebracht binnen een structuur die enigszins op die van een roman lijkt, in de hoop dat Tonio er, ondanks de leemten, zo veelkantig mogelijk uit oprijst.’
Juist dit, de veelvoud en omvang, is in mijn ogen de enige zwakte, maar die zij hem vergeven in het licht van zijn verpletterende taak en het imposante resultaat. Goddank heb ik dit onvoorstelbare drama nooit zelf ondervonden. Zwijgend kijk ik mijn metgezel aan. ‘Ja,’ zegt die tenslotte, ‘ik heb het gelezen. En zo was het precies.’

Deze recensie schreef ik voor YouBeDo, de online boekenwinkel waar je met elke aankoop bijdraagt aan je goede doel.

Dit boek heeft geen complex plot, geen strakke spanningsboog en geen ontladende climax. Toch boeit Het pauperparadijs me, vijf generaties en twee eeuwen lang. Hoewel Suzanna Jansen de meeste van haar voorouders nooit heeft gekend, wekt ze hen overtuigend tot leven op haar pagina’s.
Jansens moeder is inmiddels de tachtig gepasseerd, ‘toch zijn de littekens van haar jeugd niet verdwenen. Je kunt merken dat ze zich nog altijd schaamt voor haar achtergrond. Ze reageert steevast fel in gesprekken over onrechtvaardigheid of over mensen met geld – voor haar zo ongeveer synoniem.’ De schrijfster had zich er al bij neergelegd dat ze nooit precies zou achterhalen wat daarachter stak, totdat ze bij haar ouders op zolder een bidprentje vond, met een naam die ze nooit eerder had gehoord.
Wat begint als een zoektocht naar de geschiedenis van haar familie, groeit uit tot een verslaglegging van armoede in Nederland. Jansens speurwerk brengt haar naar de bedelaarskolonie Veenhuizen, die ooit met idealistische bedoelingen door Johannes van den Bosch werd gesticht om het armoedeprobleem op te lossen door sloebers, paupers en landlopers in ruil voor kost en inwoning een heropvoeding aan te bieden met discipline en tucht.
Hoewel aanvankelijk ‘fatsoenlijke maar arme’ gezinnen uit grote steden werden uitgenodigd om vrijwilliger een nieuw bestaan in Drenthe op te bouwen, bleek de werkelijkheid weerbarstiger. Er was weinig interesse in een deportatie naar het onherbergzame platteland en wie eenmaal in de kolonie was beland, wist er zelden meer aan te ontkomen. Het gesticht voor ‘verpleegden’ werd gaandeweg steeds strenger om uiteindelijk te veranderen in een ‘penitentiaire inrichting’ voor gevangenen.
Op basis van brieven, akten en archieven reconstrueert Jansen de levensverhalen van haar voorouders door hun foto’s in te kleuren en hun drama’s in te beelden. Ze volgt hun voetsporen, bezoekt hun voormalige adressen en identificeert zich met haar personages. Soms gaat ze daar tamelijk ver in, door hun op basis van een beeltenis sympathieke eigenschappen of verzachtende omstandigheden toe te dichten, vooral wanneer de onthutsende feiten zich beginnen op te stapelen. Want het zijn niet enkel rooskleurige verhalen die ze opdiept uit de doofpot van haar verleden. De invloed van verpaupering en heropvoedingsexperimenten reikt zelfs tot aan het leven van de auteur.
Maar daar hoeft haar familie zich niet langer voor te schamen, integendeel. Mede dankzij haar persoonlijke betrokkenheid is dit debuut uitgegroeid tot een bestseller, die in het Duits en Spaans werd vertaald en zelfs als theatervoorstelling is uitgebracht. Successen die eens temeer getuigen van de ingrijpende en verregaande gevolgen van armoede in Nederland.
Het is de impact van de pauperthematiek die generaties later bij mij binnenkomt en wekenlang beklijft.

Deze recensie schreef ik voor YouBeDo, de online boekenwinkel waar je met elke aankoop bijdraagt aan je goede doel.

Twintig jaar. Twee mensen. Een dag. Het concept is zo bedrieglijk eenvoudig en verbluffend sterk, dat je je af begint te vragen waarom niemand anders hier ooit aan heeft gedacht. En dan werkt David Nicholls het ook nog eens indrukwekkend uit, van de dramatische gebeurtenissen tot in de treffende details.
One Day beschrijft hoe Dexter Mayhew en Emma Morley op 15 juli 1988 in haar studentenkamer wakker worden op de dag na hun afstuderen. Hij is zelfbewust en aantrekkelijk, met een blik alsof hij continue voor een foto poseert en een bouw die wordt doorgegeven in families, samen met de aandelen, de obligaties en het goede meubilair. Zij is sarcastisch en alternatief, aantrekkelijk op een manier die haar lijkt te irriteren, met een slecht geknipt kapsel, een uilige bril en bleke wallen die getuigen van teveel tijd in de bibliotheek of aan de bar. Hij hoopt op succesvol, zijn ouders trots te maken en met meer dan een vrouw tegelijk naar bed te gaan. Zij droomt ervan om moedig te zijn, ergens vol passie aan te werken en een verschil te maken. Niet per sé in de wereld, maar gewoon, het stukje om haar heen.
De chemie die hen bindt is even onmiskenbaar als de verschillen die hen breken. Na die ene dag gaan ze als vrienden uit elkaar, om ieder hun eigen weg te zoeken in de wereld, al blijven hun levenspaden kruisen jaar na jaar, op die precies ene datum.
Dexter gaat op reis, leeft er lustig op los en rolt in een luxepositie als televisiepresentator. Terwijl hij geniet van drank en drugs met de ene na de andere vrouw, werkt Emma als single serveerster in een Mexicaans restaurant. Uiteindelijk weet ze aan de nachos te ontspannen om een schamel bestaan op te bouwen als onderwijzeres met een loyale maar lamlendige vriend. Ondertussen valt Dexters carrière als een kaartenhuis in elkaar. Zijn door verslavingen versterkte egoïsme drukt steeds zwaarder op hun vriendschap, tot Emma op 15 juli 1995 aangeeft: ‘Dexter, I love you so much. […] I just don’t like you anymore.’
In de twaalf jaren die volgen breekt zij door als schrijfster terwijl hij trouwt en vader wordt. Toch dansen en draaien ze om elkaar heen in een relatie die zich ontvouwt in alle stadia van flirten en baldadigheid, verlangen en rancune, liefde en verlies.
Nicholls was een acteur voordat hij de overstap maakte naar schrijven, eerst aan scripts voor film en televisie, later ook romans. Met humor, lichtvoetigheid en nostalgie weet hij niet alleen de tijdsgeest maar ook de generatie haarscherp te typeren, zo herkenbaar dat je het moeiteloos in drie dimensies voor je ziet. One Day werd niet alleen een bestseller met meer dan een miljoen verkochte exemplaren, maar ook door Nicholls zelf herschreven voor de bioscoop.
Ondanks de onvermijdelijke glimlach waarmee je het verhaal van Dexter en Emma beleeft, is het even realistisch als rauw. Nicholls toont op confronterende wijze de kloof tussen we wie dachten te zijn en wie we zijn geworden. Daarmee is de roman een krachtige waarschuwing tegen het laten varen van je kansen op geluk, hopend dat het je ooit vanzelf zal overkomen, one day.

Deze recensie schreef ik voor YouBeDo, de online boekenwinkel waar je met elke aankoop bijdraagt aan je goede doel.

Dit is een bijzonder boekje. Ooit deelde een lieve vriendin het met mij. Geen ander schrijven heb ik sindsdien zoveel gedeeld met dierbare mensen om me heen als Mister God, This is Anna van Fynn.
Mijn exemplaar is tweedehands, beduimeld en verkleurd. De gele rug is wit verbleekt, de blanke pagina’s zijn tot de band gebronsd en zelfs het plakband om de hoekjes krult los. Het getuigt van lezen, herlezen, uitlenen en dan zelf toch nog eens open slaan. In alles straalt de vervallen staat uit: dit is de moeite waard.
Terwijl ik niet gauw gecharmeerd ben van boeken over kinderen. Maar deze 190 pagina’s dunne pocket vertelt letterlijk een ander verhaal. Over de vierjarige Anna, een ontwapenend en levenslustig meisje en de negentienjarige Fynn, een potige, gedesillusioneerde jongeman die haar ’s nachts in een Londense haven vindt. Ze is weggelopen, maar weigert te zeggen van waar. Fynn neemt haar mee naar huis en zo begint een onvergetelijk verslag van een ongewone vriendschap.
Samen verkennen ze de wereld in verwondering, Anna filosoferend over het waarom van alles, Fynn worstelend met haar onalledaagse maar daarom niet minder elegante logica. Ondanks, of juist dankzij haar leeftijd, bezit ze een schat aan wijsheid over het leven en de liefde, over wiskunde en wetenschap en bovenal haar persoonlijke vriend Meneer God.
‘If you asked her a question you would always get an answer – in due course. On some occasions the answer would be delayed for weeks or months; but eventually, in her own good time, the answer would come: direct, simple and much to the point.’
Tot Anna overlijdt – en Fynn haar verhaal vertelt. In hoeverre het autobiografisch of fictief is, blijft onduidelijk en misschien maakt het niet uit. Voor mij voelt het als waar en waardevol. Haar onbevangen blik op het universum raakt en verandert Fynn, zoals die mij heeft geraakt en veranderd.
‘There was no overnight miracle, no sudden flash of revelation. It crept up on me unannounced, and I’m still trying to work on it. Like a child learning a new world, I found myself struggling with “I want to be me”, “I do want, I really do want to be ME.” It wasn’t so difficult to open the doors these days. I now knew where I was.’
Nadat het in 1974 onder pseudonym werd gepubliceerd bleef vijfendertig jaar lang een mysterie wie de auteur was achter het pseudonym Fynn. Tegen de tijd dat Sydney Hopkins boven kwam drijven als schrijver, bleek de man helaas al jaren overleden te zijn.
Maar zijn boekje blijft. Ik blader het nog eens door, vouw het voorzichtig dik en strijk het plakband weer glad. Dit blijft me ontroeren, vanaf de allereerste woorden tot de allerlaatste tekening. En bij deze deel ik het met jou.

Deze recensie schreef ik voor YouBeDo, de online boekenwinkel waar je met elke aankoop bijdraagt aan je goede doel.

Hoe reageer je als de liefde van je leven terminaal ziek blijkt te zijn? Waarschijnlijk hoop je: beter dan Stijn. Hoe discutabel ook, toch is dit waargebeurde verhaal tegelijkertijd een ode aan diezelfde liefde.
Komt een vrouw bij de dokter,’ schrijft Kluun, ’en die krijgt te horen dat ze nog maar een paar maanden te leven heeft.’ In één klap maakt de diagnose kanker een einde aan het hedonistische bestaan van Carmen en Stijn, oftewel ‘het gelukkigste stel van het westelijk halfrond en omstreken’. Prezen ze zich eerst nog ‘jong, mooi en gezond’, nu vallen Carmens haren uit en wordt haar borst geamputeerd.
Stijn haat zijn ‘nieuwe status als man van een kankerpatiënt’. Terwijl de passionele liefde voor zijn vrouw steeds platonischer wordt, vlucht hij in seks, drugs en rock-‘n-roll, om te bezwijken aan de vulgaire lust van een affaire die steeds emotioneler wordt. En waarvoor Carmen hem kortstondig verlaat. Toch keert ze terug om samen een nieuw huis te kopen, waar Stijn haar als een ‘Florence Nightingale’ tot haar overlijden verzorgt.
Ogenschijnlijk draait alles in hun leven om seksualiteit en succes. Stijn ziet zichzelf als ‘vrouwenomnivoor’ ‘met zware monofobie’ en een verslaving aan vreemdgaan. Carmen is een ‘ex-blond-wijf met-grote-tieten’ dat zichzelf gekscherend definieert als een ‘kruising tussen Blondie en Betty Boop’. Beiden zijn levensgenieters met een eigen zaak, een eigen huis en een jong dochtertje.
Deze oppervlakkigheid niettegenstaande, laat Kluun op rauwe en ontroerende wijze zien wat de impact is van kanker op een patiënt én op diens partner. Carmen heeft weinig meer te kiezen, ze is ziek en gaat onvermijdelijk dood. Maar Stijn leeft en blijft leven. Hij worstelt met het conflict tussen ontvluchten en aanvaarden. Dat maakt hem zowel menselijk als controversieel.
Evenals de auteur. Kluun is het pseudoniem van Raymond van de Klundert: een marketingman met eigen bureau die zijn vrouw op 36-jarige leeftijd aan kanker verloor. Kort daarop verkocht hij zijn huis en bedrijf om te vertrekken naar Australië, waar hij zijn ervaringen verwerkte in dit autobiografische boek.
Hoewel recensenten het beschimpten als ‘banaal’, geschreven in een ’kindertoontje’ en met ‘de nodige aanstellerij’, wordt diezelfde ‘platvloerse soap’ op de achterflap van de 48ste druk evenwel geroemd als ‘bestverkochte Nederlandse romandebuut aller tijden’. De filmrechten waren al binnen vier maanden verkocht.
Kortom, ergens resoneert het verhaal van Carmen en Stijn. Door hun onbevangen vertrouwen in de maakbaarheid van hun bestaan? Ze zitten achter het stuur, geven vol gas en genieten van hun zegeningen, alsof er nooit een einde aan komt. Carmens ziekte confronteert het stel abrupt met hun eigen kwetsbaarheid en sterfelijkheid. Toch weten ze ondanks dit alles in de meest wrange situaties nog te lachen om hun lot.
Wat je ook van Stijns reactie vindt, dit boek laat je niet onbewogen.

Deze recensie schreef ik voor YouBeDo, de online boekenwinkel waar je met elke aankoop bijdraagt aan je goede doel.

Dit boek raakt me, bijna net zoveel als dit boek me frustreert.
Still Alice (of Ik Mis Mezelf in de Nederlandse vertaling) schetst op indringende wijze hoe een vooraanstaande professor in de linguïstiek op haar vijftigste de ziekte van Alzheimer krijgt om gaandeweg haar werk, haar leven en uiteindelijk zichzelf te verliezen. Doordat ze zelf haar mentale achteruitgang beschrijft, bekruipt je als lezer de ijzingwekkende sensatie dat deze nachtmerrie jou overkomt.
Een verhaal dat opvallend veel overeenkomst vertoont met dat van mijn opa, van mijn moeder – en ook dat van mij. Het zou akelig dichtbij kunnen komen. Alleen… dat doet het voor een deel wel en voor een deel niet.
De Amerikaanse Lisa Genova is van oorsprong neurowetenschapper. Gedreven door haar oma’s ervaringen met dementie, hoopte ze aanvankelijk met hersenonderzoek te komen tot een doorbraak en later met dit schrijversdebuut. Hoewel haar manuscript eerst structureel geweigerd werd, is haar boek inmiddels miljoenen keren verkocht, in tientallen talen overgezet, diverse malen bekroond en zelfs verfilmd met Julianne Moore in de hoofdrol, die daar een Oscar mee won.
De auteur deed echter een concessie: op aandringen van haar redacteur liet ze het hopeloze einde volgen door een hoopvolle epiloog.
De film joeg Hugo borst de stuipen op het lijf. ‘Over wat eng is, wat enger en wat het engst, kun je twisten,’ zo stelt hij in Ma. ‘Tenminste, dat dacht ik. Tot ik Still Alice zag.’ Sindsdien is hij bang voor het grote vergeten. ‘Na Still Alice waan je je onzeker. Dementie blijkt niet alleen iets wat je op oude leeftijd kan krijgen. Het kan al op je veertigste toeslaan.’ Een angst die hem niet meer heeft verlaten. ‘Als ik weer eens niet op een naam kan komen of iemand voorbij ben gelopen die mij er op attent maakt dat ik hem of haar zou moeten kennen, zie ik de ontredderde Alice Howland voor me.’
En toch. Tweemaal las ik het boek en eenmaal zag ik de film. Zo groot als op Hugo was het effect op mij niet. Misschien omdat Genova met weinig schwung schrijft (of is vertaald). Maar vooral doordat ze het drama niet uit eerste hand vertelt. Hier en daar gaat ze wat kort door de bocht. Op andere momenten raakt ze de juiste snaren net niet. Als Alice bijvoorbeeld haar kinderen inlicht, gaan die opvallend vlot aan haar diagnose voorbij om zich vooral te concentreren op de erfelijkheid; nog binnen hetzelfde gesprek wordt beslist wie zich wel en niet wil laten testen, twee pagina’s later is de uitslag bekend en min of meer al verwerkt.
Hoe aangrijpend ook, dit fictieve relaas beslaat nog maar het topje van de ijsberg. Of misschien ben ik te nauw bekend met de werkelijkheid.
Maar een doorbraak is het zeker. Met Still Alice zet Lisa Genova de horror van vroeg beginnende erfelijke dementie in woord en beeld op de kaart, internationaal en onvergetelijk. Alleen al daarom raad ik het iedereen aan.

Deze recensie schreef ik voor YouBeDo, de online boekenwinkel waar je met elke aankoop bijdraagt aan je goede doel.